Een voorbeeld van verbinding voor de bewoners van Princenhage. Hartelijk, innemend, sympathiek, een man van stavast. Aan Jan Biemans (25 december 1940) heb ik veel goeie en mooie herinneringen. Zoals vele Princenhagenaars.
Zij zullen hun herinneringen aan hem hebben als voorzitter van de ponyclub. En menigeen van ons kende hem in zijn hoedanigheid als betrouwbare voorzitter van de Rabobank. Niet dat ik ooit een vergadering van de leden van de bank heb bezocht. Maar dat de grondslagen van de van oudsher boerenleenbank aan zijn hart zaten gebakken was voor mij een vaststaand feit. Die grondslag was dat de bank er moest zijn voor de mensen en niet de bank voor zichzelf. Daarvoor heeft hij veel inzet getoond. Hij was de man die de bank een menselijk gezicht kon geven door inzet voor maatschappelijke inbreng van die kant. Hij bleef niet steken in oude structuren. Soepel leidde hij de bank door de fusie met Prinsenbeek zonder dat het iemand pijn deed.
Door hem kon ook financieel verantwoord bij het 750 jarig bestaan van Princenhage het boek Gaode mee door ’t Aogje van mijn hand uitgegeven worden. “De schrijver is vrij. Het enige wat we willen is dat hij voldoet aan kwaliteit die recht doet aan de bank”. Dat gaf Jan mee als voorwaarde. Jos Schlangen, een van de organisatoren van het grote dorpsfeest gaf zijn garantie. Ik kon aan de slag. En Jan was de eerste die me in de Koe in aanwezigheid van bisschop Muskens van harte met het resultaat feliciteerde. Hij had er plezier in. In de moderne tijd was verhalend ‘kroniekschrijven’ – een door monniken in de middeleeuwen toegepaste vorm – uit het gezichtsveld verdwenen. Ik had het nog onontgonnen terrein ontdekt en begon ermee. En dat die vorm in Gaode mee door ’t Aogje de dorps-geschiedenis beeldende kracht gaf vulde hart en geest, zoals hij zei, aangenaam. Een groot compliment van een gewetensvol, kritisch en aimabel man. Jan Biemans heb ik verder altijd een echte Aogse mens gevonden. Ieder jaar verrichtte hij de opening van de Kerststal op de Aogse Markt en hij deed dat met de geest van een kind in ‘de nog jonge Adam’.
Hij deed veel meer dan wij weten. Ook daar had hij plezier in, ook als er journalistiek reden was het om moverende redenen terughoudend te benaderen. Het is tussen Jan en mij nimmer een kwestie geweest wat wel of niet publicabel kon zijn. Maar dan… de hofmannen. Die mochten volledig in de schijnwerpers. Een halve ochtend heb ik op een herfstig dorpskerkhof met overal van de bomen dwarrelende bladeren op de paden Jan en zijn trouwe helpers meegemaakt. Bij aankomst hield hij een humoristische speech. Hij pakte een bezem en nodigde me uit: “Ga je gang zou ik zeggen; er valt genoeg te vegen”. De reportage in de Bredase Bode vond hij uiterst geslaagd. En hij kon zich vinden in de regel dat een tuinman een hark net zo zorgvuldig behandelt als het heilig vaatwerk op het altaar. Vrij naar de H. Benedictus. Het is vreemd te moede dat deze goede man niet meer onder ons is. Of er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde is weten we niet. Maar dat Jan een èchte christenmens was die goed deed waar hij kon, wellicht ten voorbeeld zeg ik erbij, is een overtuiging die we bij ons kunnen dragen.
Met Jan Biemans is voor Princenhage een belangrijk en bijzonder mens heengegaan.
Rinie Maas