Ons bereikte het droevige bericht dat Rosé Lokhoff is overleden. Rosé schreef de afgelopen jaren met grote regelmaat columns voor het Wijkblad Princenhage. Met een vette knipoog schreef hij over gebeurtenissen in Princenhage. We wensen de familie van Rosé veel sterkte met dit grote verlies.
Rinie Maas schreef onderstaand in memoriam.
Ik type dit stukje midden in de nacht om te verwerken dat mijn goede vriend en collega Rosé Lokhoff is overleden, veel te jong op 67 jarige leeftijd. Een collega, kameraad en bijna buurtgenoot. Dit “bijna” berust op de van kinds af aan natuurlijke grens door de Grintweg (Fellenoordstraat) tussen de Gerardus Majella parochie en “de witte huskes”, in een ervan woonde hij toen.
Welbewust was hij zich van de natuurlijke voetbalaanleg van zijn familieleden, al raakte hij zelf nooit een bal aan, althans niet op de “Gasjes”. Rosé was ook de welwillende recensent van mijn boekskes, zoals “Gaode mee door ’t Aogje”, al had hij tevoren de animator Jos Schlangen de wacht aangezegd. “Als het niet goed genoeg is voor het 800 jarig bestaan van dit dorp Princenhage dan zet ik dat óók in de krant”. Het was een sereen en mooi stukske. Hij had niks met de clerus uit de oude tijd. Maar met pastoor Bouwman had hij zich geamuseerd.
Ik werkte als loopjongen annex correspondent enkele jaren eerder dan Rosé bij Dagblad de Stem en met die kennis kon ik hem plagend verblijden met namen, van wie hij nog nooit gehoord had. Niet één keer heeft hij mij historisch geen recht gedaan. Dat motiveerde hij met de woorden “dat zijn moeder ‘gek’ was op mijn boeken”. Hoe hij er zelf over dacht kon ik lezen, en dat was altijd opbouwend en sportief objectief. Maar ‘n kans om me een plaagstootje te geven liet hij niet liggen. Toen ik nog een groot rondje Princenhage liep schreef hij daarover “dat ik de straatstenen uit het plaveisel liep”, doelend op mijn 100 kilo en soms potsierlijk gesjouw over s’Heeren wegen. “In een kerk ben ik nog nooit geweest”. Ook dat was zo’n typisch, eerlijke ronduit Lokhoff ontboezeming. Omdat ik daar wel iets mee had vond hij het leuk dat even goed te laten weten.
In de familie kreeg hij veel drama voor de kiezen dat je je ergste vijand niet gunt. Bij het overlijden van mijn zus Toos stopte hij echter zijn auto. “Gaat het Rinus?”…Hij schreef dat zijn goede vader Se Lokhoff ( die 100 jaar zou worden om jaar in jaar uit zijn erwtensoep voor allen te kunnen maken) aan zijn graf een ruit wilde hebben. “Dan kon hij zien wie er bleef staan of doorliep”.
Als columnist voor het wijkblad was Rosé een attractie. Hij schreef over de Heerlijckheid Princenhage maar ook over de vogeltjes en de kat van de buren die voor zijn beeldscherm opdook. Dat scherm was het raam van zijn woning aan de Haagweg.
Over de Haagweg waren wij het eens: we vonden beiden dat het een van de mooiste straten van Breda was, zoals vóór ons dr. L van Egeraat al poneerde. Toen ik die weg dan ook in de Bredase Bode beschreef, vanuit mijn ouderlijk huis naar tante Dientje Vincenten in de poort aan het einde van de straat en verderop, belde Rosé op om samen met mij in de serie van zijn hand over straten in Breda, aan de vele markante huizen en plekjes een naam te geven en zo aan de gehele Haagweg. Dat was met z’n tweeën plezier voor 10. Een weg die nu wordt belicht in het Princenhaags Museum. Ik moet er nog heen. Denkend aan Rosé. Gouwe gast!
Rinie Maas