De naam Bontwerkerstraat verwijst naar een ambacht dat we vandaag de dag nauwelijks meer
kennen: het bewerken van bont. Vroeger, in een tijd waarin warme kleding een eerste
levensbehoefte was, speelden bontwerkers een belangrijke rol. Zij verwerkten huiden en
pelzen tot mantels, kragen, voeringen en accessoires. Bont was niet alleen praktisch, maar ook
een statussymbool – hoe zeldzamer en mooier het bont, hoe hoger het aanzien.
De naam is gekozen om het beroep van bontwerker in herinnering te houden. Bontbewerking
was een gespecialiseerd vak. Het vereiste kennis van verschillende dierenvachten,
conserveringstechnieken en naaivaardigheid. In steden waren bontwerkers vaak verenigd in
gilden, die regels opstelden om de kwaliteit te waarborgen.
Hoewel er geen directe aanwijzingen zijn dat er in Princenhage bontwerkers actief waren, is
het aannemelijk dat bontproducten hun weg vonden naar de bewoners via markten en
handelaren. In de 17e en 18e eeuw waren bontkragen en mantels geliefd, vooral bij de
gegoede burgerij.
Weetje
Wist u dat sommige bontsoorten in het verleden bijna uitsluitend bestemd waren voor adel of
geestelijkheid? Hermelijn bijvoorbeeld was een bontsoort die traditioneel gereserveerd bleef
voor koninklijke mantels en ceremoniële gewaden.
Bij besluit van B&W is op 7 augustus 1974 de naam Bontwerkerstraat vastgesteld.
